Haar hand zoekt in het boekenrek, ze is weer eens op zoek
om iets interessants te vinden in het grote paardenboek.
Ze heeft al honderdduizend beeldekes van renpaarden verzameld,
die plakt ze naast elkander aan de muren van haar kamer.
Van spinnekoppen krijgt ze p***rpuistjes en de stuipen,
maar een paard gelijk nen olifant daar durft ze op te kruipen.
Ik sta haar te bewonderen, vol bewondering,
want ze kent nu éénmaal alles van dat gehoefijzerbeding.
Ze is ni groot, ze is ni sterk en toch is ze ni bang.
Ze houdt met haar 2 handjes gans die biefstuk in bedwang.
(Refrein)
Shoon, lief Hildeken, kun je mij eens leren hoedat ik rijden moet?
Want ik kan da ni goed ik ga altijd te voet
Ze houdt alleen van jongens met een gulle paardenlach
'tis daarom dat ik denk dat ze mij zo gaarne mag
Want soms wipt ze zonder zadel, vanachter op mijn rug
en dan hangt ze daar te giechelen, juu urbainsken vlug.
Dan geeft ze mij de sporen ik ga briesend aan de loop,
'kzet mijn beste pootje voor maar ik trap in een molshoop.
Ik begin zwaar scheef te hangen en de grond komt alsmaar dichter,
dan denkt ze in haar eigen de plezante ligt er
Ik shuif onder een appelaar, een éénjarige laagstam.
Khad een buil en een maagzweer toen ik daar vanonder kwam
(Refrein)
Ze zit alsmaar te zagen om voor haar een paard te kopen,
ze zegt jij hebt toch geld met stapels en met hopen.
En vroeg of laat krijg ik het echt nimeer over mijn hart
dan koop ik haar een merrietje helemaal in het zwart,
omdat het zo'n mooie kleur is en om de belasting te bedriegen,
ze zegt ik krab je ogen uit als jij me durft beliegen.
Want ze is echt geen kat om zonder wanten aan te pakken,
dan kan je je gezicht wel vol spannedrakkers plakken.
Maar als ik haar zie liggen in het malse groene gras,
dan wou'k da ik eens ruitertje en zei mijn paardje was.
(Refrein)
om iets interessants te vinden in het grote paardenboek.
Ze heeft al honderdduizend beeldekes van renpaarden verzameld,
die plakt ze naast elkander aan de muren van haar kamer.
Van spinnekoppen krijgt ze p***rpuistjes en de stuipen,
maar een paard gelijk nen olifant daar durft ze op te kruipen.
Ik sta haar te bewonderen, vol bewondering,
want ze kent nu éénmaal alles van dat gehoefijzerbeding.
Ze is ni groot, ze is ni sterk en toch is ze ni bang.
Ze houdt met haar 2 handjes gans die biefstuk in bedwang.
(Refrein)
Shoon, lief Hildeken, kun je mij eens leren hoedat ik rijden moet?
Want ik kan da ni goed ik ga altijd te voet
Ze houdt alleen van jongens met een gulle paardenlach
'tis daarom dat ik denk dat ze mij zo gaarne mag
Want soms wipt ze zonder zadel, vanachter op mijn rug
en dan hangt ze daar te giechelen, juu urbainsken vlug.
Dan geeft ze mij de sporen ik ga briesend aan de loop,
'kzet mijn beste pootje voor maar ik trap in een molshoop.
Ik begin zwaar scheef te hangen en de grond komt alsmaar dichter,
dan denkt ze in haar eigen de plezante ligt er
Ik shuif onder een appelaar, een éénjarige laagstam.
Khad een buil en een maagzweer toen ik daar vanonder kwam
(Refrein)
Ze zit alsmaar te zagen om voor haar een paard te kopen,
ze zegt jij hebt toch geld met stapels en met hopen.
En vroeg of laat krijg ik het echt nimeer over mijn hart
dan koop ik haar een merrietje helemaal in het zwart,
omdat het zo'n mooie kleur is en om de belasting te bedriegen,
ze zegt ik krab je ogen uit als jij me durft beliegen.
Want ze is echt geen kat om zonder wanten aan te pakken,
dan kan je je gezicht wel vol spannedrakkers plakken.
Maar als ik haar zie liggen in het malse groene gras,
dan wou'k da ik eens ruitertje en zei mijn paardje was.
(Refrein)