- - (Intro) - -
Tussen 't onkruid in m'n tuin,
vertelt 'n jonge groene boom,
hoe ik haar mis.
Eens heeft zij die boom geplant,
'n dunne tak in 't natte zand,
alsof zij 't wist.
En toen het sneeuwde in de tuin,
ging zij naar buiten,
ik zag haar staan.
Ze veegde sneeuw weg met haar hand,
zo zal haar boompje 'n winterlang,
de kou doorstaan.
Ze zweeg soms als 'n plant zo stil,
en speelde dan weer 't dierenspel,
warm en wild.
Nu is't voorbij en ieder uur,
fluistert over haar,
en hoe ik van haar hield.
En tussen 't onkruid in m'n tuin,
vertelt 'n jonge boom in bloei,
hoe ik haar mis.
Eens heeft zij die boom geplant,
'n dunne tak in 't natte zand,
alsof zij 't wist.
En meisje, ik mis je,
ik mis je voorgoed.
Want, weet je, vergeten,
nee, kan ik je niet.
We hebben op de hei gerend,
trots liet ik zien hoe snel ik was,
maar zij werd moe.
We gingen liggen in het gras,
een hoge zon, een milde wind,
de dag was goed.
En werd ik ooit eens kwaad op haar,
dan keek ze quasi ernstig,
maar als ik lang zweeg.
Dan kwam plotseling haar schaterlach,
en kuste ze m'n kwaad gezicht,
tot het niet kwaad meer keek.
En meisje, ik mis je,
je stem en je lach.
Ik mis je alle dagen,
en iedere nacht.
Eens toen ze dacht dat ik niet zag,
keek ze naar buiten en huilde zacht.
'k Weet nu waarom,
het is gebeurd in het vroege jaar.
En de zon speelde argeloos haar dode mond,
En tussen het onkruid in m'n tuin,
vertelt 'n boom vol zomerblad,
hoe ik haar mis.
Eens heeft zij die boom geplant,
een dunne tak in 't natte zand,
omdat zij 't wist.
Kijk, tussen het onkruid in m'n tuin,
daar staat 'n jonge groene boom,
in volle bloei.
Eens heeft zij die boom geplant,
een dunne tak in 't natte zand,
omdat zij 't wist
Tussen 't onkruid in m'n tuin,
vertelt 'n jonge groene boom,
hoe ik haar mis.
Eens heeft zij die boom geplant,
'n dunne tak in 't natte zand,
alsof zij 't wist.
En toen het sneeuwde in de tuin,
ging zij naar buiten,
ik zag haar staan.
Ze veegde sneeuw weg met haar hand,
zo zal haar boompje 'n winterlang,
de kou doorstaan.
Ze zweeg soms als 'n plant zo stil,
en speelde dan weer 't dierenspel,
warm en wild.
Nu is't voorbij en ieder uur,
fluistert over haar,
en hoe ik van haar hield.
En tussen 't onkruid in m'n tuin,
vertelt 'n jonge boom in bloei,
hoe ik haar mis.
Eens heeft zij die boom geplant,
'n dunne tak in 't natte zand,
alsof zij 't wist.
En meisje, ik mis je,
ik mis je voorgoed.
Want, weet je, vergeten,
nee, kan ik je niet.
We hebben op de hei gerend,
trots liet ik zien hoe snel ik was,
maar zij werd moe.
We gingen liggen in het gras,
een hoge zon, een milde wind,
de dag was goed.
En werd ik ooit eens kwaad op haar,
dan keek ze quasi ernstig,
maar als ik lang zweeg.
Dan kwam plotseling haar schaterlach,
en kuste ze m'n kwaad gezicht,
tot het niet kwaad meer keek.
En meisje, ik mis je,
je stem en je lach.
Ik mis je alle dagen,
en iedere nacht.
Eens toen ze dacht dat ik niet zag,
keek ze naar buiten en huilde zacht.
'k Weet nu waarom,
het is gebeurd in het vroege jaar.
En de zon speelde argeloos haar dode mond,
En tussen het onkruid in m'n tuin,
vertelt 'n boom vol zomerblad,
hoe ik haar mis.
Eens heeft zij die boom geplant,
een dunne tak in 't natte zand,
omdat zij 't wist.
Kijk, tussen het onkruid in m'n tuin,
daar staat 'n jonge groene boom,
in volle bloei.
Eens heeft zij die boom geplant,
een dunne tak in 't natte zand,
omdat zij 't wist