Ik dacht nooit aan morgen,
vandaag was lang genoeg.
Totdat ik jou zag
en ik dacht ineens aan morgenvroeg.
Ik hield niet van de liefde,
voor mij was er geen vrouw.
Totdat ik jou zag,
en ik hield zomaar, ineens van jou.
Refrein:
Je hebt niet in de gaten,
wat je allemaal met me doet.
Dat kun je ook niet weten,
Ik heb je pas één keer ontmoet.
En toen heb je mij misschien,
niet eens gezien.
Ik kon om niemand lachen,
nee, meestal was ik kwaad.
nu ben ik dag en nacht een zon,
omdat ik weet dat jij bestaat.
Ik bleef altijd binnen,
naar buiten ging ik niet.
Nu loop ik zelfs te fluiten,
en ik kijk of ik jou ergens zie.
Refrein:
Je hebt niet in de gaten,
wat je allemaal met me doet.
Dat kun je ook niet weten,
Ik heb je pas één keer ontmoet.
En toen heb je mij misschien,
niet eens gezien.
Maar er was een donder, een bliksem,
een slag toen ik je zag.
Ik ben veranderd, een ander
en sinds die ene lach.
Ik geef me over, je hebt me,
verzetten heeft geen zin.
Ik ben veranderd, een ander,
en dit is pas het begin.
Refrein:
Want je hebt niet in de gaten,
wat je allemaal met me doet.
Dat kun je ook niet weten,
Ik heb je pas 1 keer ontmoet.
En toen heb je mij misschien,
niet eens gezien.
Als ik jou zou vragen,
drink jij wat van mij?
Zou je dan lachen
en blijft het erbij?
Maar ik moet het toch proberen,
ik weet alleen niet hoe.
Niet langer verlegen,
ik wil, ik zal, ik ga, naar je toe.
En er was een donder, een bliksem,
een slag toen ik je zag.
Ik ben veranderd, een ander,
sinds die ene lach.
Ik geef me over, je hebt me,
verzetten heeft geen zin.
Ik ben veranderd, een ander,
en dit is pas het begin.
Refrein:
Want je hebt niet in de gaten,
wat je allemaal met me doet.
Dat kun je ook niet weten,
ik heb je pas één keer ontmoet.
En toen heb je mij misschien,
ja heel misschien, niet eens gezien.
vandaag was lang genoeg.
Totdat ik jou zag
en ik dacht ineens aan morgenvroeg.
Ik hield niet van de liefde,
voor mij was er geen vrouw.
Totdat ik jou zag,
en ik hield zomaar, ineens van jou.
Refrein:
Je hebt niet in de gaten,
wat je allemaal met me doet.
Dat kun je ook niet weten,
Ik heb je pas één keer ontmoet.
En toen heb je mij misschien,
niet eens gezien.
Ik kon om niemand lachen,
nee, meestal was ik kwaad.
nu ben ik dag en nacht een zon,
omdat ik weet dat jij bestaat.
Ik bleef altijd binnen,
naar buiten ging ik niet.
Nu loop ik zelfs te fluiten,
en ik kijk of ik jou ergens zie.
Refrein:
Je hebt niet in de gaten,
wat je allemaal met me doet.
Dat kun je ook niet weten,
Ik heb je pas één keer ontmoet.
En toen heb je mij misschien,
niet eens gezien.
Maar er was een donder, een bliksem,
een slag toen ik je zag.
Ik ben veranderd, een ander
en sinds die ene lach.
Ik geef me over, je hebt me,
verzetten heeft geen zin.
Ik ben veranderd, een ander,
en dit is pas het begin.
Refrein:
Want je hebt niet in de gaten,
wat je allemaal met me doet.
Dat kun je ook niet weten,
Ik heb je pas 1 keer ontmoet.
En toen heb je mij misschien,
niet eens gezien.
Als ik jou zou vragen,
drink jij wat van mij?
Zou je dan lachen
en blijft het erbij?
Maar ik moet het toch proberen,
ik weet alleen niet hoe.
Niet langer verlegen,
ik wil, ik zal, ik ga, naar je toe.
En er was een donder, een bliksem,
een slag toen ik je zag.
Ik ben veranderd, een ander,
sinds die ene lach.
Ik geef me over, je hebt me,
verzetten heeft geen zin.
Ik ben veranderd, een ander,
en dit is pas het begin.
Refrein:
Want je hebt niet in de gaten,
wat je allemaal met me doet.
Dat kun je ook niet weten,
ik heb je pas één keer ontmoet.
En toen heb je mij misschien,
ja heel misschien, niet eens gezien.