De zon gaat langzaam onder,
hier aan het einde van de dag.
Ik zoek al weer een tijdje
naar het plekje van jouw graf.
En ik heb het lang vermeden.
Want het is al lang geleden
dat ik hier ben geweest,
zo dicht bij mijn verdriet.
Het doet pijn,
als ik de steen met jouw naam erop zie staan.
Het gemis is door de jaren
nog lang niet weg gegaan.
En waar moet ik nu schuilen.
O als een kind sta ik te huilen.
Maar mijn tranen drogen langzaam,
hier in de warmte van de zon.
Je bent thuis. Je hebt een plekje in de hemel.
En je vliegt met de vleugels van de tijd.
Ja, ik weet God zorgt voor jou.
Ja, ik weet ik zie je gauw want ik ga naar huis.
Mijn gedachten dwalen langzaam
naar een tuin hier ver vandaan.
Ik ervaar een diepe vrede.
Ik zie een engel staan.
Hij spreekt met warme woorden.
Wat dood is, is herboren.
Jezus, Hij is opgestaan.
En wie gelooft zal met Hem gaan.
Je bent thuis. Je hebt een plekje in de hemel.
En je vliegt met de vleugels van de tijd.
Ja, ik weet God zorgt voor jou.
Ja, ik weet ik zie je gauw want we gaan naar huis.
hier aan het einde van de dag.
Ik zoek al weer een tijdje
naar het plekje van jouw graf.
En ik heb het lang vermeden.
Want het is al lang geleden
dat ik hier ben geweest,
zo dicht bij mijn verdriet.
Het doet pijn,
als ik de steen met jouw naam erop zie staan.
Het gemis is door de jaren
nog lang niet weg gegaan.
En waar moet ik nu schuilen.
O als een kind sta ik te huilen.
Maar mijn tranen drogen langzaam,
hier in de warmte van de zon.
Je bent thuis. Je hebt een plekje in de hemel.
En je vliegt met de vleugels van de tijd.
Ja, ik weet God zorgt voor jou.
Ja, ik weet ik zie je gauw want ik ga naar huis.
Mijn gedachten dwalen langzaam
naar een tuin hier ver vandaan.
Ik ervaar een diepe vrede.
Ik zie een engel staan.
Hij spreekt met warme woorden.
Wat dood is, is herboren.
Jezus, Hij is opgestaan.
En wie gelooft zal met Hem gaan.
Je bent thuis. Je hebt een plekje in de hemel.
En je vliegt met de vleugels van de tijd.
Ja, ik weet God zorgt voor jou.
Ja, ik weet ik zie je gauw want we gaan naar huis.