Het bos is als een sprookje in de ijzerblauwe maan.
Het klinkt verdomd romantisch, maar er is geen donder aan.
Want ik zit hier alleen, op een iets te kleine steen.
Alleen maar met mezelf en de stilte om me heen.
Het begon ze veelbelovend, toen ze mij vroeg: 'ga je mee.'
Ik kon alleen maar lachen, ik had nog geen idee.
Ik wist nog niet, van haar geluk, haar verdriet.
Ik wist amper hoe ze heette, ik dacht iets van magriet ofzo.
Het werd alleen maar later, we raakte maar niet uitgepraat.
De zon scheen in het water en even later zelfs de maan.
En de sterren kwamen kijken, of ze voor me zou bezwijken.
En of ik haar zou bereiken voordat de zon weer op zou gaan.
En langzaam werd het rustig, als op een stille oceaan.
Ze vertelde van het dorpje, waar ze ooit was opgegroeid.
En hoe haar eerste liefde daar was opgebloeid.
En van de boeken die ze las en van haar eindexamenklas.
En ik, ik kon alleen maar kijken naar hoe mooi ze wel niet was.
En soms dan maakte ik een grapje, 'He er staan twee koeien in de wei.'
Of ik citeerde haar gedichten en dan keek ze zo opzij.
Met zo'n wereldvreemde blik keek ze naar mij.
Tot plotseling ik, tot mijn grote schrik bedacht, straks is het allemaal voorbij.
Het werd alleen maar later, we raakte maar niet uitgepraat.
De zon scheen in het water en even later zelfs de maan.
En de sterren kwamen kijken, of ze voor me zou bezwijken.
En of ik haar zou bereiken voordat de zon weer op zou gaan.
En dreven we maar verder, als op een stille oceaan.
Het natte gras, de maneschijn en een fles oude spaanse wijn.
Een wereldvrouw, een wereldplek, we hadden zelfs een goed gesprek.
En ik wilde als Columbus langzaam wereldzeeën doden.
Waarna ik eindelijk diep verscholen haar Amerika ontdekte.
Maar ze kwam niet dichterbij, ze sloeg geen arm om me heen.
Bleef met haar knieen opgetrokken zitten, op een andere steen.
De wereld stond al uren stil en ze zei nog steeds niet, 'Ja ik wil.'
Ja okee, ze wilde praten, dat kon ze niet alleen.
En ze vertelde van haar vriendje, ik zei: 'pardon?'
Ze zei, 'mijn vriendje'
Ze zei 'je krijgt wat je verdient, je weet niet half wat je hebt.
En kijk ik vind je wel heel lief, maar hij is me toch te dierbaar.
Ik vind het heel leuk hier, maar ik wil niet met je naar bed.
En ik zei, 'o, wat doe je hier dan, slet.'
Ja toen is ze maar vertrokken, met het gras nog op haar rokken.
Met mijn knieen opgetrokken, bleef ik zitten waar ik zat.
Kijk ik heb ook wel een vriendin, maar dat maakt mij niet onbeminbaar.
De ware liefde blijft onvindbaar, tot je wist dat je hem had.
Dus, wie dan ook, wat doe jij vanavond schat?
Het klinkt verdomd romantisch, maar er is geen donder aan.
Want ik zit hier alleen, op een iets te kleine steen.
Alleen maar met mezelf en de stilte om me heen.
Het begon ze veelbelovend, toen ze mij vroeg: 'ga je mee.'
Ik kon alleen maar lachen, ik had nog geen idee.
Ik wist nog niet, van haar geluk, haar verdriet.
Ik wist amper hoe ze heette, ik dacht iets van magriet ofzo.
Het werd alleen maar later, we raakte maar niet uitgepraat.
De zon scheen in het water en even later zelfs de maan.
En de sterren kwamen kijken, of ze voor me zou bezwijken.
En of ik haar zou bereiken voordat de zon weer op zou gaan.
En langzaam werd het rustig, als op een stille oceaan.
Ze vertelde van het dorpje, waar ze ooit was opgegroeid.
En hoe haar eerste liefde daar was opgebloeid.
En van de boeken die ze las en van haar eindexamenklas.
En ik, ik kon alleen maar kijken naar hoe mooi ze wel niet was.
En soms dan maakte ik een grapje, 'He er staan twee koeien in de wei.'
Of ik citeerde haar gedichten en dan keek ze zo opzij.
Met zo'n wereldvreemde blik keek ze naar mij.
Tot plotseling ik, tot mijn grote schrik bedacht, straks is het allemaal voorbij.
Het werd alleen maar later, we raakte maar niet uitgepraat.
De zon scheen in het water en even later zelfs de maan.
En de sterren kwamen kijken, of ze voor me zou bezwijken.
En of ik haar zou bereiken voordat de zon weer op zou gaan.
En dreven we maar verder, als op een stille oceaan.
Het natte gras, de maneschijn en een fles oude spaanse wijn.
Een wereldvrouw, een wereldplek, we hadden zelfs een goed gesprek.
En ik wilde als Columbus langzaam wereldzeeën doden.
Waarna ik eindelijk diep verscholen haar Amerika ontdekte.
Maar ze kwam niet dichterbij, ze sloeg geen arm om me heen.
Bleef met haar knieen opgetrokken zitten, op een andere steen.
De wereld stond al uren stil en ze zei nog steeds niet, 'Ja ik wil.'
Ja okee, ze wilde praten, dat kon ze niet alleen.
En ze vertelde van haar vriendje, ik zei: 'pardon?'
Ze zei, 'mijn vriendje'
Ze zei 'je krijgt wat je verdient, je weet niet half wat je hebt.
En kijk ik vind je wel heel lief, maar hij is me toch te dierbaar.
Ik vind het heel leuk hier, maar ik wil niet met je naar bed.
En ik zei, 'o, wat doe je hier dan, slet.'
Ja toen is ze maar vertrokken, met het gras nog op haar rokken.
Met mijn knieen opgetrokken, bleef ik zitten waar ik zat.
Kijk ik heb ook wel een vriendin, maar dat maakt mij niet onbeminbaar.
De ware liefde blijft onvindbaar, tot je wist dat je hem had.
Dus, wie dan ook, wat doe jij vanavond schat?