"M'n zoon", zo sprak de vader
"Jij wordt een rijk bankier
M'n vriend z'n liefste dochter
Die komt logeren hier
Ze heeft nu al de leeftijd
Van bijna twintig jaar
Ik zal toch zo graag worden
De vader van het paar"
"Ach nee", zei toen die jongen
"Ach vader, vergeef het mij
Ik kan met haar niet trouwen
Mijn hart is niet meer vrij
Want ik bemin in stilte
Een meisje lief en teer"
"Welnu", sprak boos de vader
"Dan ben je m'n zoon niet meer"
Des avonds is de jongen
Naar 't meisje heen gegaan
Ze zei "wat kijk je treurig
Wat blijf je verlegen staan"
Hij zei "we moeten scheiden
M'n hart blijft jou verpand
Mijn vader dwingt me te trouwen
Een meisje van rijke stand"
"Moet jij een ander trouwen
Doe dan maar je vaders' zin
Dat geld gaat boven liefde
Dat zie ik nu wel in"
Ze namen teder afscheid
Geslagen ging hij weer
Haar hartje was gebroken
En zij viel toen snikkend neer
De trouwdag was gekomen
Een trouwdag zonder lach
Hij dacht aan z'n eerste meisje
Dat hij nu nooit meer zag
Op weg naar zijn aanstaande
In de arm 't bruidsboeket
Passeerde hij haar woning
Ging binnen met zachte tred
Daar lag z'n teergeliefde
Een blos op haar bleek gelaat
Hij smeekte om vergeving
't Was nog niet te laat
Ze zei met matte glimlach
Terwijl ze haar ogen sloot
"Ga jij gerust naar die ander
Want ik ben de bruid des doods"
"Jij wordt een rijk bankier
M'n vriend z'n liefste dochter
Die komt logeren hier
Ze heeft nu al de leeftijd
Van bijna twintig jaar
Ik zal toch zo graag worden
De vader van het paar"
"Ach nee", zei toen die jongen
"Ach vader, vergeef het mij
Ik kan met haar niet trouwen
Mijn hart is niet meer vrij
Want ik bemin in stilte
Een meisje lief en teer"
"Welnu", sprak boos de vader
"Dan ben je m'n zoon niet meer"
Des avonds is de jongen
Naar 't meisje heen gegaan
Ze zei "wat kijk je treurig
Wat blijf je verlegen staan"
Hij zei "we moeten scheiden
M'n hart blijft jou verpand
Mijn vader dwingt me te trouwen
Een meisje van rijke stand"
"Moet jij een ander trouwen
Doe dan maar je vaders' zin
Dat geld gaat boven liefde
Dat zie ik nu wel in"
Ze namen teder afscheid
Geslagen ging hij weer
Haar hartje was gebroken
En zij viel toen snikkend neer
De trouwdag was gekomen
Een trouwdag zonder lach
Hij dacht aan z'n eerste meisje
Dat hij nu nooit meer zag
Op weg naar zijn aanstaande
In de arm 't bruidsboeket
Passeerde hij haar woning
Ging binnen met zachte tred
Daar lag z'n teergeliefde
Een blos op haar bleek gelaat
Hij smeekte om vergeving
't Was nog niet te laat
Ze zei met matte glimlach
Terwijl ze haar ogen sloot
"Ga jij gerust naar die ander
Want ik ben de bruid des doods"