Net kwam ik thuis, jij zat te wachten
je was half dronken, je koffers gepakt.
Nog een fikse ruzie, je belde een taxi
verliet toen het huis, bepakt en bezakt.
Ooit kwam ik je tegen, een nacht in de zomer
Een graadje of twintig, een stampvol terras
Ik vroeg aan die ober, die jou vaag kende
wie of die mooie meid wel niet was.
De stad werd een tuin, wij waren samen
je meldde je ziek en dat was nou de wet
of je echt ziek was, dat weet ik niet zeker
In elk geval bleef je wel in m'n bed
We lazen gedichten, we draaiden veel platen
We dronken champagne, we dronken elkaar
Parijs is vlakbij, als je verliefd bent
Een nacht, een hotel en een twijfelaar
Jij had een kamer, ik had een kamer
De mijne iets groter, je bent langzaam verhuist
Tot je voorgoed bij me kwam wonen
Het vonnis geveld en dat is het nou juist
Want ik woonde al jaren in een grote ravage
Stoelen vol boeken, flessen leeg van de drank
Een oude tv en veel vage vrienden
wat heb je er aan? En jij wou een bank.
Er kwamen gordijnen, ik moest naar je ouders
Je vader, die klootzak, hij vroeg wat ik deed
Ik keek heel verbaasd en bewoog met m'n schouders
Ik zei: ik vrij, ik drink en ik eet
'Hoe laat ben je thuis? Ik wacht wel met eten
Kom je zo slapen? Solliciteer
je moet nog scheren,maak niet zo'n rotzooi'
Er kwam een servies en er kwam nog veel meer
Je kocht mijn kleren, alleen al de kleuren
Misschien was dat al met al het bewijs
Met mij mocht en kon ook niets meer gebeuren
Dat is veel te duur zo'n week naar Parijs
Begon weer te drinken, begon weer te leven
Ik moest de stad in, ik moest eruit
De kroegen, de katers, de fraaie vriendinnen
Die zeiden heel zacht: 'doe die kleren toch uit'
En net toen ik thuis kwam
jij zat te wachten
je was half dronken, je koffers gepakt
Nog even die ruzie, toen kwam je taxi
Toen was je weg, bepakt en bezakt
Het is hartje zomer, graadje of twintig
en ga naar de stad, weet hoe druk het er is
Alleen zal ik voorlopig geen ober meer vragen
wie of die mooie meid wel niet is
je was half dronken, je koffers gepakt.
Nog een fikse ruzie, je belde een taxi
verliet toen het huis, bepakt en bezakt.
Ooit kwam ik je tegen, een nacht in de zomer
Een graadje of twintig, een stampvol terras
Ik vroeg aan die ober, die jou vaag kende
wie of die mooie meid wel niet was.
De stad werd een tuin, wij waren samen
je meldde je ziek en dat was nou de wet
of je echt ziek was, dat weet ik niet zeker
In elk geval bleef je wel in m'n bed
We lazen gedichten, we draaiden veel platen
We dronken champagne, we dronken elkaar
Parijs is vlakbij, als je verliefd bent
Een nacht, een hotel en een twijfelaar
Jij had een kamer, ik had een kamer
De mijne iets groter, je bent langzaam verhuist
Tot je voorgoed bij me kwam wonen
Het vonnis geveld en dat is het nou juist
Want ik woonde al jaren in een grote ravage
Stoelen vol boeken, flessen leeg van de drank
Een oude tv en veel vage vrienden
wat heb je er aan? En jij wou een bank.
Er kwamen gordijnen, ik moest naar je ouders
Je vader, die klootzak, hij vroeg wat ik deed
Ik keek heel verbaasd en bewoog met m'n schouders
Ik zei: ik vrij, ik drink en ik eet
'Hoe laat ben je thuis? Ik wacht wel met eten
Kom je zo slapen? Solliciteer
je moet nog scheren,maak niet zo'n rotzooi'
Er kwam een servies en er kwam nog veel meer
Je kocht mijn kleren, alleen al de kleuren
Misschien was dat al met al het bewijs
Met mij mocht en kon ook niets meer gebeuren
Dat is veel te duur zo'n week naar Parijs
Begon weer te drinken, begon weer te leven
Ik moest de stad in, ik moest eruit
De kroegen, de katers, de fraaie vriendinnen
Die zeiden heel zacht: 'doe die kleren toch uit'
En net toen ik thuis kwam
jij zat te wachten
je was half dronken, je koffers gepakt
Nog even die ruzie, toen kwam je taxi
Toen was je weg, bepakt en bezakt
Het is hartje zomer, graadje of twintig
en ga naar de stad, weet hoe druk het er is
Alleen zal ik voorlopig geen ober meer vragen
wie of die mooie meid wel niet is