Voor die mij nog niet kent,
"Neus de schavies" is mijne naam
z' Heten mij voddebaal.
Ik zijn 'nen houten vent.
De klanten van de Repenstraat
maakte ik wreed kontent,
maar die van het stadhuis
die dachten da's niet pluis
dat z'hier lijk over honderd jaar nog leven,
Breekt ze maar af !
Duwt ze maar om die kluis,
dat poesjenellenhuis ! ...
't Is niet alleen de reep,
maar heel ons schoon Sinjorenstad
van hier tot Sint Andries,
die wordt gedaan om zeep.
Ze zeggen voor de zuiverheid :
toeristen zijn gauw vies.
Maar ik sta somwijlen paf :
schoon dingens breken z' af,
['t is niet waar.
'nen bollenwinkel van geel steentjes in de plaats,
[da's straf!. ..
Breek het maar af !
Duw het maar om, dat krot,
dat oud sinjorenkot ! . ..
'Ne groten architekt,
in 't frans genaamd : Le Corbusier,
die kwam hier eens voorbij.
Hij zei, _heel opgewekt,
een kans gelijk de dees, welnee,
zo vind 'k er vast geen drij 1
'k Bouw aan den overkant
de schoonste stad van 't land.
Toen hebben ze gelachen,
want ze vonden hem plezant.
Bouw het maar toe !
Zet het maar vol 't Sint An !
'k Geloof niet dat 't slechter kan ! ...
Ze zeggen weliswaar
dat 'ne sinjoor van adel is,
maar da's al lang gedaan,
want hij doet nog dees jaar,
als er wat voor zijne zak bij is,
"Neus de schavies" is mijne naam
z' Heten mij voddebaal.
Ik zijn 'nen houten vent.
De klanten van de Repenstraat
maakte ik wreed kontent,
maar die van het stadhuis
die dachten da's niet pluis
dat z'hier lijk over honderd jaar nog leven,
Breekt ze maar af !
Duwt ze maar om die kluis,
dat poesjenellenhuis ! ...
't Is niet alleen de reep,
maar heel ons schoon Sinjorenstad
van hier tot Sint Andries,
die wordt gedaan om zeep.
Ze zeggen voor de zuiverheid :
toeristen zijn gauw vies.
Maar ik sta somwijlen paf :
schoon dingens breken z' af,
['t is niet waar.
'nen bollenwinkel van geel steentjes in de plaats,
[da's straf!. ..
Breek het maar af !
Duw het maar om, dat krot,
dat oud sinjorenkot ! . ..
'Ne groten architekt,
in 't frans genaamd : Le Corbusier,
die kwam hier eens voorbij.
Hij zei, _heel opgewekt,
een kans gelijk de dees, welnee,
zo vind 'k er vast geen drij 1
'k Bouw aan den overkant
de schoonste stad van 't land.
Toen hebben ze gelachen,
want ze vonden hem plezant.
Bouw het maar toe !
Zet het maar vol 't Sint An !
'k Geloof niet dat 't slechter kan ! ...
Ze zeggen weliswaar
dat 'ne sinjoor van adel is,
maar da's al lang gedaan,
want hij doet nog dees jaar,
als er wat voor zijne zak bij is,