Wie buiten U heb ik in de hemel?
Naast U wens ik geen ander op aarde.
Bij God te zijn is mijn enig verlangen.
Mijn toevlucht vind ik bij God de Heer.
Nu weet ik mij altijd bij U:
U houdt mij aan de hand.
Nu weet ik mij altijd bij U:
U houdt mij aan de hand.
Wie buiten U heb ik in de hemel?
Naast U wens ik geen ander op aarde.
Bij God te zijn is mijn enig verlangen.
Mijn toevlucht vind ik bij God de Heer.
Nu weet ik mij altijd bij U:
U houdt mij aan de hand.
Nu weet ik mij altijd bij U:
U houdt mij aan de hand.
De rots van mijn bestaan, al wat ik heb,
is God, nu en altijd.
De rots van mijn bestaan, al wat ik heb,
is God, nu en altijd.
Al wat ik heb, is God, nu en altijd.
Nu weet ik mij altijd bij u, u houdt mij aan de hand.
Naast U wens ik geen ander op aarde.
Bij God te zijn is mijn enig verlangen.
Mijn toevlucht vind ik bij God de Heer.
Nu weet ik mij altijd bij U:
U houdt mij aan de hand.
Nu weet ik mij altijd bij U:
U houdt mij aan de hand.
Wie buiten U heb ik in de hemel?
Naast U wens ik geen ander op aarde.
Bij God te zijn is mijn enig verlangen.
Mijn toevlucht vind ik bij God de Heer.
Nu weet ik mij altijd bij U:
U houdt mij aan de hand.
Nu weet ik mij altijd bij U:
U houdt mij aan de hand.
De rots van mijn bestaan, al wat ik heb,
is God, nu en altijd.
De rots van mijn bestaan, al wat ik heb,
is God, nu en altijd.
Al wat ik heb, is God, nu en altijd.
Nu weet ik mij altijd bij u, u houdt mij aan de hand.