We hebben geslapen, gevreeën, gepraat, urenlang aan één stuk.
We droomden het dak naar beneden, de wegen warm van geluk.
We lachten, we leefden, we baalden, waren moe of we hadden het druk.
We merkten niet hoe we verdwaalden, de wegen warm van geluk,
de wegen warm van geluk.
Alleen ik, alleen ik was de reden, waarom maak ik alles stuk ?
Waarom niet gewoon dik tevreden, tevreden hier met dit geluk ?
Ik dacht alleen aan jou in mijn armen, als ik jou tegen mij aan druk,
dan zal ik jou voor altijd verwarmen, en val ik uiteen van geluk,
en val ik uiteen van geluk.
Ik keek veel te diep in jouw ogen, ik raakte compleet van mijn stuk.
Ik gaf alles in mijn vermogen, voor één moment van geluk.
Nou droem ik van ow in mien errem, van hoe ik ow teage mij aan druk.
Ow wil ik altied verwerme, veur altied met 'n bitje geluk.
We droomden het dak naar beneden, de wegen warm van geluk.
We lachten, we leefden, we baalden, waren moe of we hadden het druk.
We merkten niet hoe we verdwaalden, de wegen warm van geluk,
de wegen warm van geluk.
Alleen ik, alleen ik was de reden, waarom maak ik alles stuk ?
Waarom niet gewoon dik tevreden, tevreden hier met dit geluk ?
Ik dacht alleen aan jou in mijn armen, als ik jou tegen mij aan druk,
dan zal ik jou voor altijd verwarmen, en val ik uiteen van geluk,
en val ik uiteen van geluk.
Ik keek veel te diep in jouw ogen, ik raakte compleet van mijn stuk.
Ik gaf alles in mijn vermogen, voor één moment van geluk.
Nou droem ik van ow in mien errem, van hoe ik ow teage mij aan druk.
Ow wil ik altied verwerme, veur altied met 'n bitje geluk.