Johanna, een meisje van zeventien jaren
Dat was er zo'n aardig ding
Maar zij had op het gebied van de liefde
Totaal geen ervaring
Zij was een aardig meisje
Bedrijvig als een hen
Zij diende bij een gegoede familie
Als meisje voor halve dagen
Johanna, Johanna
Als meisje voor halve dagen
Johanna, Johanna
Als meisje voor halve dagen
Roept u maar!
(Den Uyl!)
(Liefde)
Toen is in haar leven de liefde gekomen
Van heinde en van ver
Het was een arme schoenlappersjongen
Die stonk naar jenever
Hij had zijn laatste centen
Aan borrels neergeteld
En eiste toen om de rest te betalen
Van 't meisje al haar spaargeld
Johanna, Johanna
Van 't meisje al haar spaargeld
Johanna, Johanna
Van 't meisje al haar spaargeld
Roept u maar!
(Den Uyl!)
(Toen!)
Toen zij hem dat niet wilde geven
Bedreigt hij haar met zijn els
En stal uit de kast der gegoede familie
Zes zilveren eetlepels
Maar toen de misdaad uitkwam
Verdacht men 't arme wicht
Met schande beladen werd zij toen ontslagen
Toch was zij onschuldig
Johanna, Johanna
Toch was zij onschuldig
Johanna, Johanna
Toch was zij onschuldig
Roept u maar!
(Den Uyl!)
(Toen)
(Schande!)
Zij kon de schande niet langer verdragen
En zette een mes in haar vel
En sneed zich compleet in twee halve delen
Het bloed spoot ten hemel
Daar lagen nu twee delen
Tesamen slechts één lijk
De vrijer die naar het lichaam kwam kijken
Die bibberde vreselijk!
Johanna, Johanna
Die bibberde vreselijk
Johanna, Johanna
Die bibberde vreselijk
Laatste complot
Roept u maar!
(Den Uyl!)
(Misdaad!)
Hij kon z'n misdaad niet langer verhelen
Men sloot hem in een hok
En daar de galg toevallig bezet was
Stierf hij op het hakblok
Weet u wat de moraal is
Van dit zo schone vers
Ga altijd braaf en deugdzaam door 't leven
Maar hoedt u voor schoenlappers!
Johanna, Johanna
Maar hoedt u voor schoenlappers
Johanna, Johanna
Maar hoedt u voor schoenlappers
Hatsé!
Dat was er zo'n aardig ding
Maar zij had op het gebied van de liefde
Totaal geen ervaring
Zij was een aardig meisje
Bedrijvig als een hen
Zij diende bij een gegoede familie
Als meisje voor halve dagen
Johanna, Johanna
Als meisje voor halve dagen
Johanna, Johanna
Als meisje voor halve dagen
Roept u maar!
(Den Uyl!)
(Liefde)
Toen is in haar leven de liefde gekomen
Van heinde en van ver
Het was een arme schoenlappersjongen
Die stonk naar jenever
Hij had zijn laatste centen
Aan borrels neergeteld
En eiste toen om de rest te betalen
Van 't meisje al haar spaargeld
Johanna, Johanna
Van 't meisje al haar spaargeld
Johanna, Johanna
Van 't meisje al haar spaargeld
Roept u maar!
(Den Uyl!)
(Toen!)
Toen zij hem dat niet wilde geven
Bedreigt hij haar met zijn els
En stal uit de kast der gegoede familie
Zes zilveren eetlepels
Maar toen de misdaad uitkwam
Verdacht men 't arme wicht
Met schande beladen werd zij toen ontslagen
Toch was zij onschuldig
Johanna, Johanna
Toch was zij onschuldig
Johanna, Johanna
Toch was zij onschuldig
Roept u maar!
(Den Uyl!)
(Toen)
(Schande!)
Zij kon de schande niet langer verdragen
En zette een mes in haar vel
En sneed zich compleet in twee halve delen
Het bloed spoot ten hemel
Daar lagen nu twee delen
Tesamen slechts één lijk
De vrijer die naar het lichaam kwam kijken
Die bibberde vreselijk!
Johanna, Johanna
Die bibberde vreselijk
Johanna, Johanna
Die bibberde vreselijk
Laatste complot
Roept u maar!
(Den Uyl!)
(Misdaad!)
Hij kon z'n misdaad niet langer verhelen
Men sloot hem in een hok
En daar de galg toevallig bezet was
Stierf hij op het hakblok
Weet u wat de moraal is
Van dit zo schone vers
Ga altijd braaf en deugdzaam door 't leven
Maar hoedt u voor schoenlappers!
Johanna, Johanna
Maar hoedt u voor schoenlappers
Johanna, Johanna
Maar hoedt u voor schoenlappers
Hatsé!