Allen: Ik kan componeren op piano en viool.
Ik speel Mozart virtuoos,
ben daarnaast een popidool.
Ik heb Timman leren schaken,
ik kan op mijn handen staan,
een imitator imiteren
Peter: en ik kan mooi banaan.
Allen: Mooi banaan, mooi banaan, mooi banaaaahaan!
Allen: Ik kon op mijn tweede lezen
ging van drie naar vijf VWO.
Ik heb een rekenknobbel,
win het van mijn Casio.
Ik kan een krokodil dresseren,
een windhondrace verslaan.
Ik kan een anarchie regeren.
Peter: Ik kan een slaatje slaan,
slaatje slaan, slaatje slaan, slaatje slaahaan!
Allen: Ik heb Karpov leren dammen,
ik heb een absoluut gehoor.
Zing Vader Jacob in mijn eentje
als een canon in een koor.
Ik kan blikken zonder blozen
ik kijk dwars door mensen heen
Ik kan zwijgen in zes talen
en ik fop desnoods een speen.
Joep: Toen ik drie was, kon ik zwemmen
geheel gekleed en watervlug
en ik doe nog steeds niks anders
want ik heb puisten op m'n rug.
Viggo: Ik ben nog nooit ontslagen
want ik had nog nooit een baan.
Peter: Ik kan de mensen irriteren
Allen: vooral met een banaan, met een banaan
met een banaan, met een banaahaan!
Allen: Ik heb een Jehova leren vloeken
met zijn voet tussen de deur.
Ik ken een truc met brood en vissen,
herken de schoenmaat aan de geur.
Peter: Ik kan masturberen
met mijn handen op mijn rug.
Joep: Niemand durft mij te slaan
Peter en Viggo: want je hebt puisten op je rug.
Viggo: Al mijn vriendjes hadden noren,
mijn moeder was het zeuren zat.
Toch kon ik schaatsen als de beste
Joep en Peter: toen je kunstscbaatsen had gehad.
Peter: Van die suffe witte,
Joep: Ik zat altijd in mijn eentje
Peter en Viggo: omdat niemand jou echt mocht.
Joep: Maar ik was een meester in verstoppen
Peter en Viggo: omdat niemand naar je zocht.
Peter: Ik werd vaak getreiterd
of op zijn gunstigst genegeerd.
Liep in mijn blootje door de kamer
Joep en Viggo: en werd met yoghurt ingesmeerd.
Viggo: Ik mocht dikwijls kijken
naar mijn broer met mijn vriendin.
Dan zei hij:'Wil je ook nog?'
Maar dan had ik niet meer zo'n zin.
Peter en Joep: Dan had zij niet meer zo'n zin.
Joep: Ik speelde altijd in de kelder
met de kelderdeur op slot.
Peter: Ik was moeders grote jongen.
Allen: Vooral met een banaan, met een banaan
met een banaan, met een banaahaan!
Peter: Mooi banaan!
Ik speel Mozart virtuoos,
ben daarnaast een popidool.
Ik heb Timman leren schaken,
ik kan op mijn handen staan,
een imitator imiteren
Peter: en ik kan mooi banaan.
Allen: Mooi banaan, mooi banaan, mooi banaaaahaan!
Allen: Ik kon op mijn tweede lezen
ging van drie naar vijf VWO.
Ik heb een rekenknobbel,
win het van mijn Casio.
Ik kan een krokodil dresseren,
een windhondrace verslaan.
Ik kan een anarchie regeren.
Peter: Ik kan een slaatje slaan,
slaatje slaan, slaatje slaan, slaatje slaahaan!
Allen: Ik heb Karpov leren dammen,
ik heb een absoluut gehoor.
Zing Vader Jacob in mijn eentje
als een canon in een koor.
Ik kan blikken zonder blozen
ik kijk dwars door mensen heen
Ik kan zwijgen in zes talen
en ik fop desnoods een speen.
Joep: Toen ik drie was, kon ik zwemmen
geheel gekleed en watervlug
en ik doe nog steeds niks anders
want ik heb puisten op m'n rug.
Viggo: Ik ben nog nooit ontslagen
want ik had nog nooit een baan.
Peter: Ik kan de mensen irriteren
Allen: vooral met een banaan, met een banaan
met een banaan, met een banaahaan!
Allen: Ik heb een Jehova leren vloeken
met zijn voet tussen de deur.
Ik ken een truc met brood en vissen,
herken de schoenmaat aan de geur.
Peter: Ik kan masturberen
met mijn handen op mijn rug.
Joep: Niemand durft mij te slaan
Peter en Viggo: want je hebt puisten op je rug.
Viggo: Al mijn vriendjes hadden noren,
mijn moeder was het zeuren zat.
Toch kon ik schaatsen als de beste
Joep en Peter: toen je kunstscbaatsen had gehad.
Peter: Van die suffe witte,
Joep: Ik zat altijd in mijn eentje
Peter en Viggo: omdat niemand jou echt mocht.
Joep: Maar ik was een meester in verstoppen
Peter en Viggo: omdat niemand naar je zocht.
Peter: Ik werd vaak getreiterd
of op zijn gunstigst genegeerd.
Liep in mijn blootje door de kamer
Joep en Viggo: en werd met yoghurt ingesmeerd.
Viggo: Ik mocht dikwijls kijken
naar mijn broer met mijn vriendin.
Dan zei hij:'Wil je ook nog?'
Maar dan had ik niet meer zo'n zin.
Peter en Joep: Dan had zij niet meer zo'n zin.
Joep: Ik speelde altijd in de kelder
met de kelderdeur op slot.
Peter: Ik was moeders grote jongen.
Allen: Vooral met een banaan, met een banaan
met een banaan, met een banaahaan!
Peter: Mooi banaan!