Ooit was ik getrouwd met een hele lieve schat,
Zij werkte tot 's avonds terwijl ik thuis zat.
We kregen geen kinderen dat lag dus aan mij.
Mijn zaad was te zwak, de liefde voorbij.
Zij verliet mij, ach ja, u weet hoe dat gaat.
Oh verliet mij, nou ja, ze gooide mij dus op straat.
Ik had geen bed, geen familie, geen thuis meer, geen vrouw,
Slechts angst voor de toekomst wat die mij brengen zou.
Ik wou een huis, niet zo groot, voor m'n eigen,
Met een bed een stoel een tv.
Gewoon een huis waar ik binnen kon blijven.
Met een koelkast wat drank een wc
Ik hoefde geen tuin, geen schuur en geen serre
Een simpel huis was m'n enige wens,
Hoefde geen rijkdom geen reizen naar verre.
Ik ben slechts een eenvoudig mens.
Ik sliep bij vrienden, die had ik van vroeger genoeg.
En overdag ja verdeed ik mijn tijd in de kroeg.
Ik gaf al mijn geld uit aan de kastelein.
Maar als het op is dan merk je pas echt hoe ze zijn.
Gewoon zakenlui, doen niets op de pof,
En m'n vrienden van vroeger, die deden ook maar alsof.
Ik was niet meer welkom, ze stuurde me heen.
Zo zwierf ik een tijdje en dacht nog alleen:
Aan een huis, niet zo groot, voor m'n eigen,
Met een bed een stoel een tv.
Gewoon een huis waar ik binnen kon blijven.
Met een koelkast wat drank een wc
Ik hoefde geen tuin, geen schuur en geen serre
Een simpel huis was m'n enige wens,
Hoefde geen rijkdom geen reizen naar verre.
Ik ben slechts een eenvoudig mens.
Dus edelachtbare, dit is mijn verklaring,
Waarom ik het allemaal deed.
Waarom ik gewoon met m'n vrachtwagen,
Bij de bank naar binnen toe reed.
Waarom ik mijn m-52,
Op die lui van de bank daar leeg schoot.
Ik zocht geld om mijn wens te vervullen.
Maar die wens bleek eenvoudig te groot.
En de edelachtbare zegt:
U krijgt een huis, niet zo groot, voor uw eigen,
Met een bed een stoel een tv.
Gewoon een huis waar u binnen moet blijven.
Met een koelkast wat drank een wc.
Al wat ik wens wordt voor mij en nu ben ik
Voor m'n toekomst niet langer meer bang.
Dus vraag ik u, hier en nu, edelachtbare,
Geeft u mij alstublieft levenslang.
Zij werkte tot 's avonds terwijl ik thuis zat.
We kregen geen kinderen dat lag dus aan mij.
Mijn zaad was te zwak, de liefde voorbij.
Zij verliet mij, ach ja, u weet hoe dat gaat.
Oh verliet mij, nou ja, ze gooide mij dus op straat.
Ik had geen bed, geen familie, geen thuis meer, geen vrouw,
Slechts angst voor de toekomst wat die mij brengen zou.
Ik wou een huis, niet zo groot, voor m'n eigen,
Met een bed een stoel een tv.
Gewoon een huis waar ik binnen kon blijven.
Met een koelkast wat drank een wc
Ik hoefde geen tuin, geen schuur en geen serre
Een simpel huis was m'n enige wens,
Hoefde geen rijkdom geen reizen naar verre.
Ik ben slechts een eenvoudig mens.
Ik sliep bij vrienden, die had ik van vroeger genoeg.
En overdag ja verdeed ik mijn tijd in de kroeg.
Ik gaf al mijn geld uit aan de kastelein.
Maar als het op is dan merk je pas echt hoe ze zijn.
Gewoon zakenlui, doen niets op de pof,
En m'n vrienden van vroeger, die deden ook maar alsof.
Ik was niet meer welkom, ze stuurde me heen.
Zo zwierf ik een tijdje en dacht nog alleen:
Aan een huis, niet zo groot, voor m'n eigen,
Met een bed een stoel een tv.
Gewoon een huis waar ik binnen kon blijven.
Met een koelkast wat drank een wc
Ik hoefde geen tuin, geen schuur en geen serre
Een simpel huis was m'n enige wens,
Hoefde geen rijkdom geen reizen naar verre.
Ik ben slechts een eenvoudig mens.
Dus edelachtbare, dit is mijn verklaring,
Waarom ik het allemaal deed.
Waarom ik gewoon met m'n vrachtwagen,
Bij de bank naar binnen toe reed.
Waarom ik mijn m-52,
Op die lui van de bank daar leeg schoot.
Ik zocht geld om mijn wens te vervullen.
Maar die wens bleek eenvoudig te groot.
En de edelachtbare zegt:
U krijgt een huis, niet zo groot, voor uw eigen,
Met een bed een stoel een tv.
Gewoon een huis waar u binnen moet blijven.
Met een koelkast wat drank een wc.
Al wat ik wens wordt voor mij en nu ben ik
Voor m'n toekomst niet langer meer bang.
Dus vraag ik u, hier en nu, edelachtbare,
Geeft u mij alstublieft levenslang.