Mijn zoon was gisteren jarig.
Hij werd acht jaar oud, mijn schat.
Hij vroeg aan mij om een vlieger.
En die heeft hij ook gehad.
Maar zijn bal, zijn fiets, zijn treinen.
Nee, daar keek hij niet naar om.
Want zijn vlieger was hem alles.
Alleen wist ik niet waarom.
En toen op zekere morgen.
Zei hij: '' Vader ga je mee ? ''
De wind is nu gunstig.
Dus ik neem mijn vlieger mee.
In zijn ene hand zijn vlieger.
In de andere 'n brief.
Ik kon hem niet begrijpen.
Maar toen zei mijn zoontje lief.
Ik heb hier 'n brief voor m'n moeder.
Die hoog in de hemel is.
Deze brief bind ik vast aan m'n vlieger.
Dat zij hem ontvangt, - zij die ik mis.
En als ze dan leest hoeveel ik van der hou.
Dat ik niet kan wennen aan die andere vrouw.
Ik heb hier 'n brief voor m'n moeder.
Die hoog in de hemel is.
( Gesproken )
'' Ik heb hier - 'n brief - voor m'n moeder ''
'' Die hoog - in de hemel is ''
'' Deze brief - bind ik vast - aan m'n vlieger ''
'' Dat zij hem ontvangt, - zij - die ik mis ''
Ik heb hier 'n brief voor m'n moeder.
Die hoog in de hemel is.
Deze brief bind ik vast aan m'n vlieger.
Dat zij hem ontvangt, - zij die ik mis.
En als ze dan leest, hoeveel ik van der hou.
Dat ik niet kan wennen, aan die andere vrouw.
Ik heb hier 'n brief voor m'n moeder.
Die hoog in de hemel is.
Hij werd acht jaar oud, mijn schat.
Hij vroeg aan mij om een vlieger.
En die heeft hij ook gehad.
Maar zijn bal, zijn fiets, zijn treinen.
Nee, daar keek hij niet naar om.
Want zijn vlieger was hem alles.
Alleen wist ik niet waarom.
En toen op zekere morgen.
Zei hij: '' Vader ga je mee ? ''
De wind is nu gunstig.
Dus ik neem mijn vlieger mee.
In zijn ene hand zijn vlieger.
In de andere 'n brief.
Ik kon hem niet begrijpen.
Maar toen zei mijn zoontje lief.
Ik heb hier 'n brief voor m'n moeder.
Die hoog in de hemel is.
Deze brief bind ik vast aan m'n vlieger.
Dat zij hem ontvangt, - zij die ik mis.
En als ze dan leest hoeveel ik van der hou.
Dat ik niet kan wennen aan die andere vrouw.
Ik heb hier 'n brief voor m'n moeder.
Die hoog in de hemel is.
( Gesproken )
'' Ik heb hier - 'n brief - voor m'n moeder ''
'' Die hoog - in de hemel is ''
'' Deze brief - bind ik vast - aan m'n vlieger ''
'' Dat zij hem ontvangt, - zij - die ik mis ''
Ik heb hier 'n brief voor m'n moeder.
Die hoog in de hemel is.
Deze brief bind ik vast aan m'n vlieger.
Dat zij hem ontvangt, - zij die ik mis.
En als ze dan leest, hoeveel ik van der hou.
Dat ik niet kan wennen, aan die andere vrouw.
Ik heb hier 'n brief voor m'n moeder.
Die hoog in de hemel is.