In het zwembad voor haar ogen,
Duik ik zwevend van de hoge.
Maar ze ziet me niet,
Ze ziet me niet.
Fietsend tot ik pijlsnel rijd,
Scheur ik haar heel hard voorbij.
Maar ze ziet me niet,
Ze ziet me niet.
Soms vertel ik hardop grappen, {oho}
Die zij alleen, zou kunnen snappen. {oho}
Maar ze hoort me niet,
Ze hoort me niet.
Heeft ze op school een vraag niet door, {oho}
Dan fluister ik het antwoord voor. {oho}
Maar ze hoort me niet,
Ze hoort me niet.
Ref.
Toen heb ik haar gezegd: we lopen niet meer met elkaar.
Toen keek ze me aan en zei: wat doe je raar.
Waar heb je het over? Het was niet eens aan.
Toen liep ze door en heeft me laten staan.
Ik stop briefjes in haar jas, {oho}
Als ze die nou maar eens las. {oho}
Maar ze leest ze niet,
Ze leest het niet.
Ik schrijf haar naam op alle muren, {oho}
Van haar huis en bij de buren. {oho}
Maar ze leest het niet,
Oh, ze leest het niet.
Ref.
Toen heb ik haar gezegd: we lopen niet meer met elkaar.
Toen keek ze me aan en zei: wat doe je raar.
Waar heb je het over? Het was niet eens aan.
Toen liep ze door en heeft me laten staan.
Soms ga ik heel dichtbij haar staan {oho}
En raak ik haar voorzichtig aan. {oho}
Maar dat voelt ze niet,
Ze voelt het niet.
Dan doe ik of ik nukkig ben, {oho}
Zielig, ongelukkig ben. {oho}
Maar dat voelt ze niet,
Oh, Ze voelt het niet.
Ref.
Toen heb ik haar gezegd: we lopen niet meer met elkaar.
Toen keek ze me aan en zei: wat doe je raar.
Waar heb je het over? Het was niet eens aan.
Toen liep ze door en heeft me laten staan.
Toen heb ik haar gezegd: we lopen niet meer met elkaar.
Ze keek me aan en zei: wat doe je raar.
Waar heb je het over? Het was niet eens aan.
Toen liep ze door en heeft me laten staan.
Ze ziet me niet, {oho}
Ze hoort me niet, {oho}
Ze leest het niet, {oho}
Ze voelt het niet. {oho}
Ze ziet me niet, {oho}
Ze hoort me niet, {oho}
Ze leest het niet, {oho}
Ze voelt het niet. {oho}
Duik ik zwevend van de hoge.
Maar ze ziet me niet,
Ze ziet me niet.
Fietsend tot ik pijlsnel rijd,
Scheur ik haar heel hard voorbij.
Maar ze ziet me niet,
Ze ziet me niet.
Soms vertel ik hardop grappen, {oho}
Die zij alleen, zou kunnen snappen. {oho}
Maar ze hoort me niet,
Ze hoort me niet.
Heeft ze op school een vraag niet door, {oho}
Dan fluister ik het antwoord voor. {oho}
Maar ze hoort me niet,
Ze hoort me niet.
Ref.
Toen heb ik haar gezegd: we lopen niet meer met elkaar.
Toen keek ze me aan en zei: wat doe je raar.
Waar heb je het over? Het was niet eens aan.
Toen liep ze door en heeft me laten staan.
Ik stop briefjes in haar jas, {oho}
Als ze die nou maar eens las. {oho}
Maar ze leest ze niet,
Ze leest het niet.
Ik schrijf haar naam op alle muren, {oho}
Van haar huis en bij de buren. {oho}
Maar ze leest het niet,
Oh, ze leest het niet.
Ref.
Toen heb ik haar gezegd: we lopen niet meer met elkaar.
Toen keek ze me aan en zei: wat doe je raar.
Waar heb je het over? Het was niet eens aan.
Toen liep ze door en heeft me laten staan.
Soms ga ik heel dichtbij haar staan {oho}
En raak ik haar voorzichtig aan. {oho}
Maar dat voelt ze niet,
Ze voelt het niet.
Dan doe ik of ik nukkig ben, {oho}
Zielig, ongelukkig ben. {oho}
Maar dat voelt ze niet,
Oh, Ze voelt het niet.
Ref.
Toen heb ik haar gezegd: we lopen niet meer met elkaar.
Toen keek ze me aan en zei: wat doe je raar.
Waar heb je het over? Het was niet eens aan.
Toen liep ze door en heeft me laten staan.
Toen heb ik haar gezegd: we lopen niet meer met elkaar.
Ze keek me aan en zei: wat doe je raar.
Waar heb je het over? Het was niet eens aan.
Toen liep ze door en heeft me laten staan.
Ze ziet me niet, {oho}
Ze hoort me niet, {oho}
Ze leest het niet, {oho}
Ze voelt het niet. {oho}
Ze ziet me niet, {oho}
Ze hoort me niet, {oho}
Ze leest het niet, {oho}
Ze voelt het niet. {oho}