Een boertje uit Brabant, die was er nooit moe
Verzorgde z'n varkens, z'n stier en z'n oma
Die meende: "Een man zoals jij
Die moet er maar trouwen, dat hoort er zo"
's Avonds, heel laat nog, ging hij naar 't bal
En trof daar een meisje en liep in de gaten
Want weet je wat zij van hem vond
Hij stonk zo naar mest en hij stonk uit z'n
Vondel was goed
Man, wat kon die rijmen
Als ik 't probeer, merk ik iedere keer
Dat ik er nooit wat van
Vondel was goed
Zij was er een deerne van tweehonderd pond
Het beste beviel hem haar lekkere eetlust
Want eten deed zij voor de pret
Maar liever had hij toch een engel in koken
Dat kon ze, dat deed zij allang
Maar werd van de liefde en mannen zo droevig
Want zij had een heel groot complex
Kerels, die willen alleen toch maar
Vondel was goed
Man, wat kon die rijmen
Als ik 't probeer, merk ik iedere keer
Dat ik er nooit wat van
Vondel was goed
Op zekere avond, zij vonden elkaar
Zij wou eerst niet meegaan, dat vond hij wat moeilijk
Hij vroeg haar: "Wat wil jij dan doen?"
Zij gaf hem toen eerst een ontzettende koffie
Die slap was, maar liefde maakt blind
Ging met hem 't hooi in en kreeg toen een kleurtje
Daarom vroeg hij toen om d'r hand
Er kwamen toen baby's aan lopende
Vondel was goed
Man, wat kon die rijmen
Als ik 't probeer, merk ik iedere keer
Dat ik er nooit wat van
Vondel was goed
Man, wat kon die rijmen
Als ik 't probeer, merk ik iedere keer
Dat ik er nooit wat van
Vondel was goed
Verzorgde z'n varkens, z'n stier en z'n oma
Die meende: "Een man zoals jij
Die moet er maar trouwen, dat hoort er zo"
's Avonds, heel laat nog, ging hij naar 't bal
En trof daar een meisje en liep in de gaten
Want weet je wat zij van hem vond
Hij stonk zo naar mest en hij stonk uit z'n
Vondel was goed
Man, wat kon die rijmen
Als ik 't probeer, merk ik iedere keer
Dat ik er nooit wat van
Vondel was goed
Zij was er een deerne van tweehonderd pond
Het beste beviel hem haar lekkere eetlust
Want eten deed zij voor de pret
Maar liever had hij toch een engel in koken
Dat kon ze, dat deed zij allang
Maar werd van de liefde en mannen zo droevig
Want zij had een heel groot complex
Kerels, die willen alleen toch maar
Vondel was goed
Man, wat kon die rijmen
Als ik 't probeer, merk ik iedere keer
Dat ik er nooit wat van
Vondel was goed
Op zekere avond, zij vonden elkaar
Zij wou eerst niet meegaan, dat vond hij wat moeilijk
Hij vroeg haar: "Wat wil jij dan doen?"
Zij gaf hem toen eerst een ontzettende koffie
Die slap was, maar liefde maakt blind
Ging met hem 't hooi in en kreeg toen een kleurtje
Daarom vroeg hij toen om d'r hand
Er kwamen toen baby's aan lopende
Vondel was goed
Man, wat kon die rijmen
Als ik 't probeer, merk ik iedere keer
Dat ik er nooit wat van
Vondel was goed
Man, wat kon die rijmen
Als ik 't probeer, merk ik iedere keer
Dat ik er nooit wat van
Vondel was goed