't Was voor de koers dat jij die dag in Ploegsteert werd geboren. Lang voordat je haar
kreeg op uw benen had je 't al afgeschoren. Nijdig over 't stuur van uw driewieler
gebogen, je was nog kind: je ving nog niet veel wind.
En voor je 't wist, was je wereldnieuws. De camera's, ze plakten aan uw vel. ''t Lijkt
wel de nieuwe Merckx!'. De ploegen zwaaiden met contracten, 't één al vaster dan het
ander. En in Ploegsteert zei de pastoor: 'Ik wist van niets. Maar God is van onze
parochie en rijdt met de fiets.'
'Ik kom eraan, ik ga er staan, 'k kom eraan, ik ga er staan. 'k Ga niet ontgoochelen,
ik ga er staan, 'k ga niet ontgoochelen.' En 't volk zei: 'Kijk, hier komt de man, 't
talent druipt er in dikke druppels van. We hebben hem hier gemaakt!' Ambitie lijkt
op overmoed, ze zijn rap te verwarren. Een huis buiten proportie en een paar veel te
sjieke karren. 't Was leven op te groot verzet, en het probleem met slechte maten: ze
staan altijd klaar. Aasgieren en sjacheraars.
En hoe het dan is f*** gegaan, door wie of wat of waar. Uw enige verklaring:
'Misschien zit ik gewoon zo in mekaar', was weer wereldnieuws. Ze pakten u dan mee
als een bandiet. Je zei: 'Dat ben ik niet.' 'Maar ik kom weer, ik ga er staan, 'k kom
weer, ik ga er staan. 'k Ga niet ontgoochelen, ik ga er staan, 'k ga niet ontgoochelen.'
En 't volk zei: 'Er zit een reukje aan, er zit zelfs doping in zijn banden. 'k Wist
dat hij had gepakt.'
De woorden ''k Wil je nooit meer zien', klinken hard in iedere taal. 't Is dooddoen
zonder moorden, 't is zonder advocaat voor 't tribunaal. Dat ze uit de mond kwamen van
de moeder van uw dochter - waar had je 't verdiend? Is 't lot zo nietsontziend? Die
laatste dag met dochterlief, je leerde haar nog fietsen. Haar wiel begon te draaien,
je kon er ondanks alles van genieten. Maar zonder vrouw en kind, de lijm waar je nog
mee samenhing, was 't gedaan. De Schepper had compassie: je mocht gaan. En God zei:
'Kom maar weer, ik ga er staan. Kom maar weer, ik ga er staan. Kom maar weer, ik
ga er staan. Kom maar weer.'
kreeg op uw benen had je 't al afgeschoren. Nijdig over 't stuur van uw driewieler
gebogen, je was nog kind: je ving nog niet veel wind.
En voor je 't wist, was je wereldnieuws. De camera's, ze plakten aan uw vel. ''t Lijkt
wel de nieuwe Merckx!'. De ploegen zwaaiden met contracten, 't één al vaster dan het
ander. En in Ploegsteert zei de pastoor: 'Ik wist van niets. Maar God is van onze
parochie en rijdt met de fiets.'
'Ik kom eraan, ik ga er staan, 'k kom eraan, ik ga er staan. 'k Ga niet ontgoochelen,
ik ga er staan, 'k ga niet ontgoochelen.' En 't volk zei: 'Kijk, hier komt de man, 't
talent druipt er in dikke druppels van. We hebben hem hier gemaakt!' Ambitie lijkt
op overmoed, ze zijn rap te verwarren. Een huis buiten proportie en een paar veel te
sjieke karren. 't Was leven op te groot verzet, en het probleem met slechte maten: ze
staan altijd klaar. Aasgieren en sjacheraars.
En hoe het dan is f*** gegaan, door wie of wat of waar. Uw enige verklaring:
'Misschien zit ik gewoon zo in mekaar', was weer wereldnieuws. Ze pakten u dan mee
als een bandiet. Je zei: 'Dat ben ik niet.' 'Maar ik kom weer, ik ga er staan, 'k kom
weer, ik ga er staan. 'k Ga niet ontgoochelen, ik ga er staan, 'k ga niet ontgoochelen.'
En 't volk zei: 'Er zit een reukje aan, er zit zelfs doping in zijn banden. 'k Wist
dat hij had gepakt.'
De woorden ''k Wil je nooit meer zien', klinken hard in iedere taal. 't Is dooddoen
zonder moorden, 't is zonder advocaat voor 't tribunaal. Dat ze uit de mond kwamen van
de moeder van uw dochter - waar had je 't verdiend? Is 't lot zo nietsontziend? Die
laatste dag met dochterlief, je leerde haar nog fietsen. Haar wiel begon te draaien,
je kon er ondanks alles van genieten. Maar zonder vrouw en kind, de lijm waar je nog
mee samenhing, was 't gedaan. De Schepper had compassie: je mocht gaan. En God zei:
'Kom maar weer, ik ga er staan. Kom maar weer, ik ga er staan. Kom maar weer, ik
ga er staan. Kom maar weer.'