Wij zijn hier aan de oever van een machtige rivier
De andere oever is daarginds, en deze hier is hier
De oever waar we niet zijn noemen wij de overkant
Die wordt dan deze kant zodra we daar zijn aangeland
En dit heet dan de overkant, onthoudt u dat dus goed
Want dit is van belang voor als u oversteken moet
Dat zou nog best eens kunnen, want er is hier veel verkeer
En daarom vaar ik steeds maar vice versa heen en weer
Heen en weer
Heen en weer
Heen en weer
Heen en weer
Ik breng de mensen heen, ik breng weer anderen terug
Mijn pont is als het ware ongeveer een soort van brug
En als de pont zo lang was als de breedte van de stroom
Dat kon hij blijven liggen, zei me laatst een econoom
Maar dat zou dan weer lastig zijn voor het rivierverkeer
Zodoende is de pont dus kort en gaat hij heen en weer
Dan vaart hij uit, dan legt hij aan, dan steekt hij weer van wal
En ondertussen klinkt langs berg en dal mijn hoorngeschal
Heen en weer
Heen en weer
Heen en weer
Heen en weer
En als de pont dan weer zijn weg zoekt door het ruime sop
Dan komen er werktuiglijk gedachten bij me op
Zo denk ik dikwijls over het geheim van het bestaan
En dat ik op de wereld ben om heen en weer te gaan
Wij zien hier voor ons oog een onverbiddelijke wet
Want ik als ik niet de veerman was, dan was een ander het
En zulke overdenksels heb ik nu de hele dag
Soms met een zucht van weemoed, dan weer met een holle lach
Heen en weer
Heen en weer
Heen en weer
Heen en weer
De boot is vol!
(Heen en weer, heen en weer)
Ik zeg: "De boot is vol!"
(Heen en weer, heen en weer)
Stap niet in de boot, hij is vol!
(Heen en weer, heen en weer)
Blijf aan de wal, meneer, u ziet toch dat de boot vol is!
(Heen en weer, heen en weer)
Toe nou mensen, kom toch niet in deze volle boot!
(Heen en weer, heen en weer)
Ga nou weg mensen, dat loopt nog verkeerd af
(Heen en weer, heen en weer)
Wees nou verstandig mensen!
(Geluid van zinkende boot)
De andere oever is daarginds, en deze hier is hier
De oever waar we niet zijn noemen wij de overkant
Die wordt dan deze kant zodra we daar zijn aangeland
En dit heet dan de overkant, onthoudt u dat dus goed
Want dit is van belang voor als u oversteken moet
Dat zou nog best eens kunnen, want er is hier veel verkeer
En daarom vaar ik steeds maar vice versa heen en weer
Heen en weer
Heen en weer
Heen en weer
Heen en weer
Ik breng de mensen heen, ik breng weer anderen terug
Mijn pont is als het ware ongeveer een soort van brug
En als de pont zo lang was als de breedte van de stroom
Dat kon hij blijven liggen, zei me laatst een econoom
Maar dat zou dan weer lastig zijn voor het rivierverkeer
Zodoende is de pont dus kort en gaat hij heen en weer
Dan vaart hij uit, dan legt hij aan, dan steekt hij weer van wal
En ondertussen klinkt langs berg en dal mijn hoorngeschal
Heen en weer
Heen en weer
Heen en weer
Heen en weer
En als de pont dan weer zijn weg zoekt door het ruime sop
Dan komen er werktuiglijk gedachten bij me op
Zo denk ik dikwijls over het geheim van het bestaan
En dat ik op de wereld ben om heen en weer te gaan
Wij zien hier voor ons oog een onverbiddelijke wet
Want ik als ik niet de veerman was, dan was een ander het
En zulke overdenksels heb ik nu de hele dag
Soms met een zucht van weemoed, dan weer met een holle lach
Heen en weer
Heen en weer
Heen en weer
Heen en weer
De boot is vol!
(Heen en weer, heen en weer)
Ik zeg: "De boot is vol!"
(Heen en weer, heen en weer)
Stap niet in de boot, hij is vol!
(Heen en weer, heen en weer)
Blijf aan de wal, meneer, u ziet toch dat de boot vol is!
(Heen en weer, heen en weer)
Toe nou mensen, kom toch niet in deze volle boot!
(Heen en weer, heen en weer)
Ga nou weg mensen, dat loopt nog verkeerd af
(Heen en weer, heen en weer)
Wees nou verstandig mensen!
(Geluid van zinkende boot)