In het begin heerste de duisternis
En God wees met z'n hand
En zomaar uit het niets
Ontstond het licht - de lucht en land
En bovenaan de hemel schiep Hij
Sterren - zon en maan
En winden waaiden wolken
Voor het groeien van het graan
En toen schiep Hij de dieren
Die hier leefden op het land
De mens - nog niet geschapen
Was slechts 'aarde', 'stof' en 'zand'
We zijn groot - we zijn groot
En het mensdom genoot van de rijkdom
Die God schiep op aarde
We zijn groot - we zijn groot
We zijn groot - idioot
Want wat blijft er nog over van waarde
En eind'lijk op de 6e dag
Had God nog maar één wens
En naar zijn hand en voorbeeld
Schiep ie uit het stof de mens
Die man voelde zich eenzaam
Dus uit z'n rib schiep God een vrouw
Ze leefden in een paradijs
In liefde en in trouw
God sprak: "Gij zult niet eten van
Die boom van goed en kwaad"
De duivelse verleiding lag als slang
Alweer paraat
We zijn groot - we zijn groot
En het mensdom genoot van de rijkdom
Die God schiep op aarde
We zijn groot - we zijn groot
We zijn groot - idioot
Want wat blijft er nog over van waarde
Ze aten van de appelboom
Ofschoon God 't verbood
De slang zei: "Mensen eet nou maar
Je gaat er niet van dood"
"Negeer zijn woord en laat mij je
Verleiden met de vrucht,
En jullie zullen heersen
Over aarde, zee en lucht"
Zo werden ze verbannen
Want ze waren afgedwaald
Nog steeds wordt door hun kinderen
De prijs ervan betaald
We zijn groot - we zijn groot
En het mensdom genoot van de rijkdom
Die God schiep op aarde
We zijn groot - we zijn groot
We zijn groot - idioot
Want wat blijft er nog over van waarde
En God wees met z'n hand
En zomaar uit het niets
Ontstond het licht - de lucht en land
En bovenaan de hemel schiep Hij
Sterren - zon en maan
En winden waaiden wolken
Voor het groeien van het graan
En toen schiep Hij de dieren
Die hier leefden op het land
De mens - nog niet geschapen
Was slechts 'aarde', 'stof' en 'zand'
We zijn groot - we zijn groot
En het mensdom genoot van de rijkdom
Die God schiep op aarde
We zijn groot - we zijn groot
We zijn groot - idioot
Want wat blijft er nog over van waarde
En eind'lijk op de 6e dag
Had God nog maar één wens
En naar zijn hand en voorbeeld
Schiep ie uit het stof de mens
Die man voelde zich eenzaam
Dus uit z'n rib schiep God een vrouw
Ze leefden in een paradijs
In liefde en in trouw
God sprak: "Gij zult niet eten van
Die boom van goed en kwaad"
De duivelse verleiding lag als slang
Alweer paraat
We zijn groot - we zijn groot
En het mensdom genoot van de rijkdom
Die God schiep op aarde
We zijn groot - we zijn groot
We zijn groot - idioot
Want wat blijft er nog over van waarde
Ze aten van de appelboom
Ofschoon God 't verbood
De slang zei: "Mensen eet nou maar
Je gaat er niet van dood"
"Negeer zijn woord en laat mij je
Verleiden met de vrucht,
En jullie zullen heersen
Over aarde, zee en lucht"
Zo werden ze verbannen
Want ze waren afgedwaald
Nog steeds wordt door hun kinderen
De prijs ervan betaald
We zijn groot - we zijn groot
En het mensdom genoot van de rijkdom
Die God schiep op aarde
We zijn groot - we zijn groot
We zijn groot - idioot
Want wat blijft er nog over van waarde