Laat in de morgen staat hij pas op
Haat de mensen bij de bakker in de rij
Ziet niet hoe mooi 't licht in z'n kamer valt
Boos op zichzelf, want de dag is half voorbij
En hij begint aan de afwas en aan alle dingen die 'm nooit tevreden
stemmen
Want, steeds weer zet hij alles, wat hem gelukt is, 's avonds als oud vuil
op straat neer
En 's middags vindt hij 't leven saai
Droomt van heel ver weg te gaan
En van alles dat hij nooit zal doen, omdat 'ie altijd een afspraak heeft
Of een vrouw, of een baan
En dan krijgt 'ie heimwee, de man
Ach, 't gevoel dat zomaar komt en dagen blijft
De zoete droevenis die hij zo goed kent
Is de brandstof die 'm drijft
En 's avonds wordt hij verliefd, de man
Die 't doodnormaal vindt dat een vrouw voor 'm valt
Heeft aan een blik genoeg om even te vergeten wat anders zijn geluk
vergalt
En 's nachts gaat hij naar huis, ruimt de troep op, voelt zich alleen
De man die voor elk verdriet een vriend heeft
Maar zich altijd afvraagt: Waar is iedereen?
En hij sluipt naar boven, kust de vrouw
Dankt God dat zij er is en hoopt dat ze bij 'm blijft
Ondanks zijn schoenen vol met modder, waarmee hij steeds haar leven
binnenloopt
Haat de mensen bij de bakker in de rij
Ziet niet hoe mooi 't licht in z'n kamer valt
Boos op zichzelf, want de dag is half voorbij
En hij begint aan de afwas en aan alle dingen die 'm nooit tevreden
stemmen
Want, steeds weer zet hij alles, wat hem gelukt is, 's avonds als oud vuil
op straat neer
En 's middags vindt hij 't leven saai
Droomt van heel ver weg te gaan
En van alles dat hij nooit zal doen, omdat 'ie altijd een afspraak heeft
Of een vrouw, of een baan
En dan krijgt 'ie heimwee, de man
Ach, 't gevoel dat zomaar komt en dagen blijft
De zoete droevenis die hij zo goed kent
Is de brandstof die 'm drijft
En 's avonds wordt hij verliefd, de man
Die 't doodnormaal vindt dat een vrouw voor 'm valt
Heeft aan een blik genoeg om even te vergeten wat anders zijn geluk
vergalt
En 's nachts gaat hij naar huis, ruimt de troep op, voelt zich alleen
De man die voor elk verdriet een vriend heeft
Maar zich altijd afvraagt: Waar is iedereen?
En hij sluipt naar boven, kust de vrouw
Dankt God dat zij er is en hoopt dat ze bij 'm blijft
Ondanks zijn schoenen vol met modder, waarmee hij steeds haar leven
binnenloopt