Als het koud is in de straten
De gure wind je dunne kleren zoekt
Slijk plakt aan je laarzen
Een dronken Duitser vloekt
Als we nergens kunnen slapen
Er nergens een café nog open is
We verdwaasd lopen te dwalen
Door die oude wildernis
Dan zie ik hoe je lacht en naar me fonkelt met je blik
Dan klim ik in dat volle lijf van jou
Dan hoor ik hoe je klopt en hoe het fluistert in mijn strot als nooit tevoor
Wat hou ik van die vrouw, wat hou ik van die vrouw.
Als het nacht is in de duinen
Het harde gras in onze enkels prikt
We langs de vloedlijn struinen
Een witte vogel schrikt
Als we bij de pieren komen
Waar nachtelijk nog een roestig schip vertrekt
Zeelui zich verdromen
Er in het ruim een rat verrekt
Dan zie ik hoe je klimt over de blokken zwart basalt
En voel ik me zo hevig dicht bij jou
Dan hoor ik hoe je klopt en hoe het fluistert in mijn strot als nooit tevoor
Wat hou ik van die vrouw, wat hou ik van die vrouw
Als het licht wordt in de kamer
De lange nacht nog in de lakens hangt
Als na het reutelen en razen
Je haar het zonlicht vangt
Als ik naar je lig te kijken
En denk niets is zo wondermooi als dit
Als ik mijn angsten maar laat wijken
Dan weet ik hoe het zit
En voel ik waar ik thuishoor en nooit van weg wil gaan
Dan kruip ik naar dat warme lijf van jou
Dan hoor ik hoe je klopt en hoe het fluistert in mijn strot als nooit tevoor
Wat hou ik van die vrouw, wat hou ik van die vrouw
De gure wind je dunne kleren zoekt
Slijk plakt aan je laarzen
Een dronken Duitser vloekt
Als we nergens kunnen slapen
Er nergens een café nog open is
We verdwaasd lopen te dwalen
Door die oude wildernis
Dan zie ik hoe je lacht en naar me fonkelt met je blik
Dan klim ik in dat volle lijf van jou
Dan hoor ik hoe je klopt en hoe het fluistert in mijn strot als nooit tevoor
Wat hou ik van die vrouw, wat hou ik van die vrouw.
Als het nacht is in de duinen
Het harde gras in onze enkels prikt
We langs de vloedlijn struinen
Een witte vogel schrikt
Als we bij de pieren komen
Waar nachtelijk nog een roestig schip vertrekt
Zeelui zich verdromen
Er in het ruim een rat verrekt
Dan zie ik hoe je klimt over de blokken zwart basalt
En voel ik me zo hevig dicht bij jou
Dan hoor ik hoe je klopt en hoe het fluistert in mijn strot als nooit tevoor
Wat hou ik van die vrouw, wat hou ik van die vrouw
Als het licht wordt in de kamer
De lange nacht nog in de lakens hangt
Als na het reutelen en razen
Je haar het zonlicht vangt
Als ik naar je lig te kijken
En denk niets is zo wondermooi als dit
Als ik mijn angsten maar laat wijken
Dan weet ik hoe het zit
En voel ik waar ik thuishoor en nooit van weg wil gaan
Dan kruip ik naar dat warme lijf van jou
Dan hoor ik hoe je klopt en hoe het fluistert in mijn strot als nooit tevoor
Wat hou ik van die vrouw, wat hou ik van die vrouw