als een hert dat naar het water
van een frisse beek verlangt
heb ik dorst naar u, o god.
ik heb dorst naar god, de levende god.
wanneer mag ik komen en god zien?
o mijn tong is zout van tranen
die ik huil bij dag en nacht,
want ze zeuren met hun vraag
iederen dag, het bonkt in mijn hoofd:
waar is nou die god waar jij op wacht?
hieraan dwing ik mij te denken,
dit houd ik mezelf steeds voor:
hoe ik ging naar 't huis van god:
blijde muziek, een godgewijd lied,
en een massa volk in feestgewoel.
wat ben je neerslachtig, mijn hart,
en wat sla je onrustig in mij...
hoop op god, want weer zal ik hem loven
hij is de heer, hij maakt vrij.
god, ik blijf maar moed verliezen,
houd mezelf weer beelden voor:
de vallei van de jordaan;
hermon, de berg, en heuvels vol groen:
zie die frisse beekjes daar ontstaan!
het geweld van heel veel water
beukt op heel veel water in.
heel de donder van uw vloed
raast om mij heen, o god, help me toch,
zie hoe ik verdrink daar binnenin.
wat ben je neerslachtig, mijn hart,
en wat sla je onrustig in mij...
hoop op god, want weer zal ik hem loven
hij is de heer, hij maakt vrij.
overdag is god de trouwe,
's nachts omringt mij nog zijn lied.
ik vraag hem, mijn god en rots:
ziet u mij niet? god, kijk toch hoe ik
stuk ga aan hun haat en hun spot.
doodssteek van mijn tegenstanders:
sarren met mijn eigen kracht.
want ze zeuren met hun vraag.
iedere dag, het bonkt in mijn hoofd:
waar is nou die god waar jij op wacht?
wat ben je neerslachtig, mijn hart,
en wat sla je onrustig in mij...
hoop op god, want weer zal ik hem loven
hij is de heer, hij maakt vrij.
doe mij recht, god, voer mijn rechtszaak,
red mij van dit leugenvolk,
geef een vluchtweg naar u toe.
jaaft u mij weg? god, kijk toch hoe ik
stuk ga aan hun haat en aan hun spot.
stuur uw licht, god, en uw waarheid,
breng mij naar uw heilig huis.
laat mij naar uw altaar gaan
en dan naar u, daar waar ik voor u
jubelend mijn lied zing, god, mijn god!
wat ben je neerslachtig, mijn hart,
en wat sla je onrustig in mij...
hoop op god, want weer zal ik hem loven
hij is de heer, hij maakt vrij.
van een frisse beek verlangt
heb ik dorst naar u, o god.
ik heb dorst naar god, de levende god.
wanneer mag ik komen en god zien?
o mijn tong is zout van tranen
die ik huil bij dag en nacht,
want ze zeuren met hun vraag
iederen dag, het bonkt in mijn hoofd:
waar is nou die god waar jij op wacht?
hieraan dwing ik mij te denken,
dit houd ik mezelf steeds voor:
hoe ik ging naar 't huis van god:
blijde muziek, een godgewijd lied,
en een massa volk in feestgewoel.
wat ben je neerslachtig, mijn hart,
en wat sla je onrustig in mij...
hoop op god, want weer zal ik hem loven
hij is de heer, hij maakt vrij.
god, ik blijf maar moed verliezen,
houd mezelf weer beelden voor:
de vallei van de jordaan;
hermon, de berg, en heuvels vol groen:
zie die frisse beekjes daar ontstaan!
het geweld van heel veel water
beukt op heel veel water in.
heel de donder van uw vloed
raast om mij heen, o god, help me toch,
zie hoe ik verdrink daar binnenin.
wat ben je neerslachtig, mijn hart,
en wat sla je onrustig in mij...
hoop op god, want weer zal ik hem loven
hij is de heer, hij maakt vrij.
overdag is god de trouwe,
's nachts omringt mij nog zijn lied.
ik vraag hem, mijn god en rots:
ziet u mij niet? god, kijk toch hoe ik
stuk ga aan hun haat en hun spot.
doodssteek van mijn tegenstanders:
sarren met mijn eigen kracht.
want ze zeuren met hun vraag.
iedere dag, het bonkt in mijn hoofd:
waar is nou die god waar jij op wacht?
wat ben je neerslachtig, mijn hart,
en wat sla je onrustig in mij...
hoop op god, want weer zal ik hem loven
hij is de heer, hij maakt vrij.
doe mij recht, god, voer mijn rechtszaak,
red mij van dit leugenvolk,
geef een vluchtweg naar u toe.
jaaft u mij weg? god, kijk toch hoe ik
stuk ga aan hun haat en aan hun spot.
stuur uw licht, god, en uw waarheid,
breng mij naar uw heilig huis.
laat mij naar uw altaar gaan
en dan naar u, daar waar ik voor u
jubelend mijn lied zing, god, mijn god!
wat ben je neerslachtig, mijn hart,
en wat sla je onrustig in mij...
hoop op god, want weer zal ik hem loven
hij is de heer, hij maakt vrij.